Zwartkopgroenling:

  1. Herkomst: In de natuur komt de nominaatvorm en zijn ondersoorten voor in een zeer groot verspreidingsgebied dat het midden en zuiden van China, Vietnam en het zuiden en oosten van Tibet beslaat. Als biotoop heeft de[1]ze soort de vele bossen of wouden die nu nog te vinden zijn in de berg[1]achtige gebieden daar. De soort vertoont zowel een horizontale als verti[1]cale trek die onder invloed van temperatuur en voedselaanbod staat. Het is een zaadetende soort die in het broedseizoen ook levend voedsel tot zich neemt en dat vooral de eerste dagen aan de uitgekomen jongen voert. Het nest is een komvorm en vervaardigd van allerlei takjes of plantendelen. Soms bekleden zij de binnenkant met luis of dierlijk haar. Gemiddeld worden 4 eitjes gelegd. Deze zijn vaal lichtgrijs- witachtig en kunnen spatjes vertonen, voornamelijk op de stompe kant van het ei. De broedduur is ongeveer 13 dagen en de jongen vliegen in ongeveer hetzelfde tijdsbestek uit waarna zij nog enige tijd door de ouders worden gevoerd. Meer nesten in een broedseizoen zijn mogelijk. De jongen lij[1]ken bij het uitvliegen al aardig op hun ouders, al vertonen ze nog wel een streeptekening die bij het ruien verandert in het echte volwassen kleed.
  2. Aankoop: Diverse dierenspeciaalzaken, o.a. Dirksland.
  3. Voeding:
    Mengeling van tropen-, kanarie- en onkruidzaden.
    Een keer in de week trosgierst.
    Altijd beschikbaar schoon drink- en badwater, maagkiezel en grit.
    Eivoer: 9 beschuiten, 3 ei, honing, stukje koolvis, schepje kanarie en onkruidzaad.
    Gekiemde zaden en soms fruit/groenten.
  4. Kweek:
    Kooi van 1 m3 per koppel.
    Kanarie nestkastje.
  5. Tentoonstelling:
    Soms onrustige vogel in TT-kooi.
    Beschadigt heel makkelijk in TT-kooi de staartpennen. Met stoom soms te herstellen.
    Eerste weken plastic voor de fronten van de TT-kooi aan te bevelen.